Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dies ik gezien heb, dat er niets beters is, dan dat de mens zich verblijde [48]in zijn werken, want [49]dat is zijn deel; want [50]wie zal hem daarhenen brengen, dat hij ziet, hetgeen na hem geschieden zal? 48. Dat is, met hetgeen hij met zijnen arbeid verdient. 49. Dat is, zijn aandeel dat hij genieten zal; hfdst.2 vs.24, en vs.12, en, hfdst.5 vs.18. Alsof hij zeide: De mens stervende zal niets met zich nemen; hij zal ook na zijnen dood niet weten wat hier op aarde omgaat. Daarom is het best dat hij zichzelf niet kwelle met onnutte zorg, hoe het na hem zal gaan, welken erfgenaam hij hebben zal, of hoe zij het met zijne goederen maken zullen; of hoe zij hun leven aanstellen zullen; maar dat hij met een gerust en vrolijk hart [in de vreze Gods] gebruike hetgeen hij bezit, want hij zal daarvan niets anders hebben. Zie boven hfdst.2 vs.3. 50. Alsof hij zeide: Niemand.